De nationale rekeningen
De Nationale Rekeningen geven een boekhoudkundig beeld van de geldstromen tussen de sectoren.
Elke sector heeft een uitgavenkant en een ontvangstenkant.
Omdat elke geldstroom een beginpunt en een eindpunt heeft, treffen we alle posten twee keer aan: één keer aan de uitgavenkant en één keer aan de ontvangstenkant.
• Een overschot van de overheid of het buitenland staat als saldo aan de uitgavenkant.
• Een tekort van de overheid of het buitenland staat als saldo aan de ontvangstenkant.
De vermogensrekening geeft de geldstromen van en naar de financiële instellingen weer.
Op de vermogensrekening staan de particuliere besparingen aan de ontvangstenkant en de particuliere investeringen aan de uitgavenkant. Een overschot van de overheid of het buitenland aan de ontvangstenkant geboekt en een tekort aan de uitgavenkant. Zo ontstaat er boekhoudkundig evenwicht.
Voor ons voorbeeld geldt dat het overschot van de particuliere sector (S – I = 21) gelijk is aan het tekort van de sector overheid (O – B = 13) plus het tekort van de sector buitenland (E – M = 8).
uitgaven | Rekening Consumenten | ontvangsten | |
C | 268 | Y | 396 |
S | 69 | ||
B | 59 | ||
396 | 396 |
uitgaven | Rekening Producenten | ontvangsten | |
Y | 396 | C | 268 |
M | 265 | I | 48 |
O | 72 | ||
E | 273 | ||
661 | 661 |
uitgaven | Rekening Overheid | ontvangsten | |
O | 72 | B | 59 |
Tekort (B – O) | 13 | ||
72 | 72 |
uitgaven | Rekening Buitenland | ontvangsten | |
E | 273 | M | 265 |
Tekort (E – M) | 8 | ||
273 | 273 |
uitgaven | Vermogensrekening | ontvangsten | |
I | 48 | S | 69 |
Tekort (B – O) | 13 | ||
Tekort (E – M) | 8 | ||
69 | 69 |
Ω