In economische publicaties wordt veel gebruikgemaakt van tabellen en grafieken. In het informatieboekje staan vier statistieken over enkele economische ontwikkelingen in de wereld en in Nederland. De waarde van de wereldhandel wordt in deze statistieken berekend door de export van alle landen in de wereld bij elkaar op te tellen. Naar aanleiding van deze statistieken worden in deze opgave vier vragen gesteld.
Statistiek 1. Wereldhandel en wereldproductie | |||||||
Eenheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Volume¹ van de wereldhandel | Verandering in %² | 3,7 | 6,4 | 10,8 | 7,4 | 9,0 | 9,0 |
Volume van de wereldproductie | Verandering in % | 3,0 | 4,1 | 5,2 | 4,6 | 4,5 | 4,5 |
¹ Volume: heeft betrekking op de hoeveelheid ² Verandering: ten opzichte van het voorafgaande jaar |
Statistiek 2. Bruto binnenlands product (bbp) en bestedingen in Nederland | |||||||
Eenheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Bbp | Miljarden euro’s | 465,2 | 476,2 | 488,6 | 500,0 | 520,4 | 541,0 |
Export | Miljarden euro’s | 298,5 | 301,4 | 328,1 | 353,3 | 387,9 | 415,0 |
Investeringen door bedrijven | Miljarden euro’s | 77,3 | 76,3 | 81,8 | 82,7 | 91,4 | … |
Bestedingen door consumenten | Miljarden euro’s | 233,0 | 236,5 | 239,2 | 244,0 | 243,7 | 250,5 |
Overheidsbestedingen | Miljarden euro’s | 124,5 | 130,3 | 132,1 | 134,7 | 146,4 | 150,8 |
Import | Miljarden euro’s | 268,1 | 268,3 | 292,6 | 314,7 | 349,0 | 373,3 |
Statistiek 3. Investeringen door bedrijven in Nederland | |||||||
Eenheid | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2007 | |
Prijsniveau | Verandering in %¹ | 5,5 | 3,5 | 3,8 | 0,8 | 2,3 | 2,1 |
Volume² | Verandering in % | -7,2 | -4,6 | 3,3 | 0,3 | 8,0 | 5,0 |
Waarde | Index: 2002= 100 | 100 | 99 | 106 | 107 | 118 | 127 |
¹ Verandering: ten opzichte van het voorafgaande jaar
² Volume: heeft betrekking op de hoeveelheid
|
Statistiek 4. Consumentenprijzen en reëel inkomen in Nederland |
![]() |
Vraag 1
De producten die mensen dagelijks kopen, komen uit veel landen. Sommige landen exporteren een groot deel van hun productie. In 2006 werd 40% van de wereldproductie geëxporteerd.
Werd in 2007 meer of minder dan 40% van de wereldproductie geëxporteerd? Licht het antwoord toe.
Antwoord vraag 1Vraag 2
Een econoom zegt: “De ontwikkeling van de investeringen door bedrijven in Nederland heeft grote invloed op de Nederlandse economie. Het gaat daarbij vooral om het volume van die investeringen.”
In statistiek 2 is het bedrag van de investeringen bij 2007 niet ingevuld.
Bereken dat bedrag met behulp van gegevens in statistiek 3.
Antwoord vraag 22002 is het basisjaar: indexcijfer = 100. De investeringen in 2002 waren 77,3 miljard euro.
Het indexcijfer van de investeringen in 2007 = 127. De investeringen in 2007 zijn dan: 1,27 x 77,3 = 98,2 miljard euro.
Andere manieren komen op vergelijkbare uitkomsten.
Vraag 3
Was het volume van de investeringen door bedrijven in Nederland in 2005 hoger of lager dan in 2002? Licht het antwoord toe.
Antwoord vraag 3Stellen we 2001 in als basisjaar dan is
- het indexcijfer van 2002: 92,8 (100 – 7,2%)
- het indexcijfer van 2003: 88,5 (92,8 – 4,6%)
- het indexcijfer van 2004: 91,4 (88,5 + 3,3%)
- het indexcijfer van 2005: 91,7 (91,4 + 0,3%).
Vraag 4
De ontwikkeling van de economie heeft invloed op het nominale en het reële inkomen. Uit statistiek 4 kan worden afgeleid dat het nominale inkomen in Nederland in 2006 en in 2007 is gestegen.
Is het nominale inkomen in 2007 meer of minder gestegen dan in 2006? Licht het antwoord toe.
Antwoord vraag 4Bekijken we de percentages met behulp van RIC = NIC / PIC dan zien we het volgende:
- 2006 t.o.v. 2005: 101,25 = NIC / 101,25. Hieruit blijkt dat NIC gelijk is aan 101,25 x 101,25 = 102,5, een stijging van het nominale inkomen met 2,5%.
- 2007 t.o.v. 2006: 101,0 = NIC / 101,25. Hieruit blijkt dat NIC gelijk is aan 101,0 x 101,25 = 102,3%, een stijging van het nominale inkomen met 2,3%.
Ω