In een land domineren twee grote supermarktconcerns de markt voor detailhandel in levensmiddelen: Superdisco en Emar. Beide concerns hebben een marktaandeel van ruim 40% en voeren een felle concurrentiestrijd. De consumentenvraag op deze markt blijkt prijselastisch te zijn. Superdisco overweegt voor haar complete assortiment de verkoopprijzen te verlagen. Het concern verwacht daarmee haar marktaandeel fors te kunnen vergroten. De huidige winstmarges bieden enige ruimte voor prijsverlaging. Of deze prijspolitiek van Superdisco succesvol zal zijn is mede afhankelijk van de reactie van concurrent Emar. In tabel 1 zijn de gevolgen van uiteenlopende strategieën in beeld gebracht. De getallen geven winstbedragen aan. In elke cel is als eerste de winst van Superdisco vermeld en als tweede de winst van Emar.
Tabel 1 | |||
Emar | |||
Wel prijsverlaging | Geen prijsverlaging | ||
Superdisco | Wel prijsverlaging | 40, 40 | 100, 0 |
Geen prijsverlaging | 0, 100 | 60, 60 |
Vraag 1
Uit welk(e) gegeven(s) in de tabel kan worden afgeleid dat de consumentenvraag op deze markt prijselastisch is? Licht het antwoord toe.
Antwoord vraag 1Vraag 2
Leg uit hoe het publiceren van prijspeilingen door de consumentbond de mate van prijselasticiteit van de vraag op deze markt kan beïnvloeden.
Antwoord vraag 2Vraag 3
Als de twee supermarktconcerns dezelfde strategie kiezen, blijven de marktverhoudingen ongewijzigd. Toch verschillen in beide situaties de winstbedragen.
Geef voor dat verschil in winstbedrag een verklaring.
Antwoord vraag 3Vraag 4
Stel dat in de beschreven situatie aan alle voorwaarden voor het bestaan van een gevangenendilemma is voldaan.
Leg uit waarom het in deze situatie aannemelijk is dat zowel Emar als Superdisco voor een prijsverlaging kiezen.
Antwoord vraag 4Ω
Bron: The Wealth of Education