Werkloos ben je als je geen werk hebt, maar het wel graag wilt hebben, voor minstens 1 uur per week. Dit in tegenstelling tot een niet-actieve die geen werk heeft maar dat ook niet wil of kan.
Er bestaan echter verschillende soorten werkloosheid die allemaal verschillende oorzaken hebben:
- conjuncturele werkloosheid
- structurele werkloosheid, onderverdeeld in kwalitatief en kwantitatief
- frictiewerkloosheid
- seizoenswerkloosheid
Conjuncturele werkloosheid heeft te maken met de schommelingen in de economische conjunctuur, met schommelingen in de vraag naar goederen en diensten en daarmee samenhangend de productie van goederen en diensten. Heerst er een laagconjunctuur in een land dan betekent dat dat er minder vraag is naar goederen waardoor er minder mensen gevraagd worden, contracten niet verlengd worden en mensen worden ontslagen. Als je dus ontslagen wordt omdat het economisch minder gaat in een land, ben je een conjuncturele werkloze.
Structurele werkloosheid heeft niet te maken met de schommelingen van de economie, maar met de hoeveelheid (kwantitatief) beschikbare arbeidsplaatsen of omdat vraag en aanbod niet goed op elkaar zijn afgestemd (kwalitatief).
Kwantitatief structurele werkloosheid wil zeggen dat er onvoldoende arbeidsplaatsen zijn. Dit kan veroorzaakt zijn doordat de beroepsbevolking gestegen is, er werk is verdwenen naar het buitenland of gewoon is verdwenen (denk aan de Limburgse mijnwerkers), de productiviteit gestegen is door mechanisatie of automatisering.
Kwalitatief structurele werkloosheid wil zeggen dat er voldoende werk is maar dat de werkzoekenden niet de juiste opleiding hebben voor het gevraagde werk. De kwaliteit van de werkzoekenden schiet dus tekort. Ook kan het zijn dat In dit geval is vraag en aanbod op de arbeidsmarkt niet op elkaar afgestemd.
Frictiewerkloosheid is de werkloosheid die ontstaat bij het zoeken of wisselen van een baan. Vuistregel is dat men maximaal 8 maanden werkloos is.
Seizoenswerkloosheid is werkloosheid van tijdelijke aard omdat er in bepaalde seizoenen geen of amper werk is.
Schematisch
Soort werkloosheid | Oorzaken | Oplossingen |
Conjuncturele werkloosheid | Er worden te weinig goederen en diensten gekocht waardoor bedrijven hun productie beperken. | De overheid kan de bestedingen stimuleren door:
|
Kwantitatief structurele werkloosheid | Er zijn onvoldoende arbeidsplaatsen – zelfs bij volledige productie/maximale bezetting – om iedereen werk te bieden. | Het scheppen van arbeidsplaatsen door:
Herverdeling van arbeidsplaatsen door:
|
Kwalitatief structurele werkloosheid | De werkzoekenden beschikken niet over de juiste kwaliteiten om aan de gestelde eisen van de vacatures te voldoen. Er is geen of onvoldoende geografische mobiliteit – de werkzoekenden zijn niet bereid om te verhuizen of kunnen niet verhuizen – om de vacatures die elders in het land zijn te vervullen. |
|
Frictiewerkloosheid | Een moeizame informatievoorziening (de arbeidsmarkt is ondoorzichtig) zorgt ervoor dat het vinden van de juiste baan tijd kost en de lange sollicitatieprocedure zorgt ervoor dat het een tijd duurt voordat je in de nieuwe baan kan beginnen. |
|
Seizoenswerkloosheid | Tijdelijke werkloosheid omdat er tijdens bepaalde seizoenen in een sector geen of minder werk is.
Voorbeelden
|
Er zijn maar weinig maatregelen die seizoenswerkloosheid kunnen uitbannen of verminderen. Een voorbeeld is de winterschilder. Huur je in de winter een schilder dan krijg je subsidie op zijn uurloon. De maatregelen komen neer op het creëren van werk in de stille seizoenen. |
Ω